Wij mensen zijn allemaal gemaakt met een eigenschap die deel uitmaakt van onze essentie: dromers zijn, voortdurend op zoek om te weten wat onze “bestemming” is.
We leven dag na dag op paden die we willen bewandelen en dromen die we willen bereiken, gewoon voor onze eigen trots en voldoening.
We zien dit nog meer bij jonge mensen, met hun enorme verlangen om hun plaats in de wereld te kennen, en om dat te doen, dromen ze en stellen ze zich voor hoe hun toekomst eruit ziet.
En dit is allemaal normaal, tot het moment dat ze de echte reden vergeten waarom ze met deze eigenschap bevoegd zijn, wanneer ze zich laten meeslepen door hun dromen, het “ik” verheerlijken en God opzij zetten of zelfs vergeten.
Jeremia 29:11
11 Want Ik weet wat mijn plannen voor jullie zijn, zegt de Heer. Ik heb mooie plannen voor jullie. Plannen vol vrede, niet vol ellende. Want Ik heb een hoopvolle toekomst voor jullie.
Een echte gebruiker van deze gave zijn, is ze gebruiken om Gods wil te doen, op zoek naar zijn dromen.
Net als Petrus en zoveel andere voorbeelden van mannen in de Bijbel (in Marcus 1:17-20) “moeten we onze verlangens achterlaten, zelfs wat moeilijk voor ons is, om Gods dromen te volgen”, bereid zijn om het te zijn en het te doen, waar we ook zijn, wat Hij wil dat jij en ik doen of zijn, om Gods leiding te zoeken en af te wachten op elk pad dat Hij ons geeft om te volgen.
FILIPPENZEN 1:6
6 God is in jullie een goed werk begonnen. En ik weet zeker dat Hij dat werk ook zal afmaken. Hij zal met jullie bezig blijven, totdat Jezus Christus terugkomt.